LEAP Switchen
Bij switchen is er sprake van een verwarring in de hersenen onder invloed van stress waardoor de hersenen niet optimaal ingezet kunnen worden om te leven en te leren.
Bij een Links-rechts switch werken de 2 hersenhelften onvoldoende samen.
Je kunt bijvoorbeeld wel lezen maar je begrijpt niet waar het over gaat.
Bij een Boven-onder switch kan je gevoel niet samenwerken met je verstand.
Hierbij blijf je of ‘in je emoties hangen’ of je reageert ‘gevoelloos’
Bij een Voor-achter switch reageer je op een (niet stressvolle) huidige situatie net zoals je reageerde op een stressvolle situatie uit het ‘verleden’ hetgeen ervoor zorgt dat je niet ‘in het nu’ kunt leven.
Je reageert bijvoorbeeld onbedoeld boos.
Ons overlevingssysteem ‘de Amygdala’
Met name in onze vroege kinderjaren (0-5 jaar) doen we veel ervaringen op. Die ervaringen worden vastgelegd op een soort ‘disc’ in ons overlevingssysteem ‘de Amygdala’. Deze zorgt ervoor dat we leren door beloning en straf (we hebben ook echt belonings- en strafcentra in ons brein!!). Dit helpt ons om normen te leren kennen en ons te beschermen zodat we niet uit de groep vallen. Echter… in onze kinderjaren kunnen we nog niet goed relativeren. Een ‘standje’ kan als veel bedreigender ervaren worden dan echt bedoeld is. Deze vroegere ervaringen kunnen ons echter later in ons leven blokkeren om op een speelse manier te leren en te leven.
In de LEAP noem je dat ‘geswitcht’ zijn.
Dit switchen hoeft niet overal op te treden, b.v. thuis kan je makkelijk lezen, maar op school raak je in de stress. Ook ervaringen na de kindertijd kunnen deze blokkades geven. Switchen kan zich op verschillende manieren uiten. Met de LEAP methode kan de switch ‘eraf’ gehaald worden waardoor alle delen in het brein weer goed met elkaar kunnen samenwerken en informatie weer op een goede manier verwerkt kan worden.
Dit helpt om weer gemakkelijker te kunnen leren maar ook om effectieve beslissingen te kunnen maken in het leven.
LEAP Switchen links-rechts
Links-rechts samenwerking: zegt wat over communicatie.
Hiervoor heb je 2 hersenhelften nodig en de samenwerking tussen beide ogen en oren en beide lichaamshelften.
Linker hersenhelft : is verbaal (heeft met praten te maken), ziet details
Rechter hersenhelft: is visueel, ruimtelijk, ziet het geheel, intuïtie
Je communiceert met de buitenwereld via gesproken taal (verbaal) of via geschreven taal (ruimtelijk, visueel).
N.B. lichaamstaal rekenen we ook tot ook ruimtelijk, visueel
Voorbeelden van links-rechts switch
- Naar links horen en rechts afslaan
- Naar links wijzen en rechts zeggen
- Moeite met uitdrukken
- Erg hard je best doen en het lukt niet
- Letters omkeren
- Slechte coördinatie
- Slechte luistervaardigheden
LEAP Switchen boven-onder
Boven-onder samenwerking zegt wat over denken en voelen (hoofd-hart).
Hierbij werken het brein (rationeel denken) en het emotionele brein (behoeften, intuïtie en instinct) samen. Zij bemiddelen als het ware en controleren zo het gedrag waardoor je kunt overleven. Hierdoor kun je organiseren en ben je in staat om keuzes te maken. Je zintuigen geven infomatie door en het brein vertelt je wat ermee moet gebeuren
Zoals
Plannen uitvoeren
Bij stress je hoofd erbij houden
Nadenken over gevoelens
Emoties echt be-leven
Je sociaal verbonden voelen
Medeleven voor je zelf en de ander hebben
Voorbeelden van boven-onder switch
- Of helemaal in het hoofd gaan, denken ( emoties ‘spreken’ niet mee)
- Of helemaal in de emoties gaan en er niet over na kunnen denken of de emoties op een rijtje kunnen krijgen
- In de war zijn
- Verstrooid
- Snel afgeleid
- Vechten of vluchten (geen energie naar het brein om te kunnen denken)
Switch voor-achter
Voor-achter samenwerking zegt wat over begrijpen.
Hierbij werkt het voorste deel van het brein (plannen maken) samen met het overlevingssysteem.
De betekenis van de waarneming wordt gekoppeld aan het feit of iets gevaarlijk is of niet.
Bij gevaar gaat het bloed uit het voorste brein naar het overlevingssysteem waardoor je minder goed kunt nadenken.
Dit is nuttig in gevaarlijke situaties, waarin je snel moet handelen zonder dat je van alles gaat wikken en wegen.
Je neemt informatie op uit de omgeving en bepaalt daarop je gedrag.
Als er geen stress is kun je je aandacht op iets richten en het grote geheel blijven zien.
Je hebt als het ware een vrije keus om je aandacht te richten.
Je kunt de context zien: gevaar/geen gevaar.
Je kunt verbindingen leggen tussen alles wat je al weet.
Er hoort een soort evenwicht te zijn in het focussen op jezelf en op de ander.
Voorbeelden van voor-achter switch
- Niet goed kunnen nadenken, aandacht niet kunnen focussen
- Niet kunnen onthouden bij te hard je best doen
- Niet in het nu zijn
- De situatie niet kunnen relativeren en analyseren waardoor ineffectief gereageerd wordt Terugtrekken/vechten
- De ander belangrijker vinden
- Geen diepte zien
- Door de bomen het bos niet meer zien
- Zich in een taak verliezen